Een verhelderend verhaal

25 September 2022 - Preek - Hervormde Gemeente Oost

Meteen al aan het begin van het verhaal van de rijke man en de arme Lazarus merk je dat er iets heel ongewoons aan de hand is. Want terwijl wij onze ogen maar moeilijk kunnen afhouden van mensen die machtig, rijk en beroemd zijn – ontelbaar veel mensen volgen de verwikkelingen in het leven van beroemdheden, we bewonderen hen, we kennen hun namen, we vinden het belangrijk om te weten wat voor kleding ze dragen, we weten waar ze naar toe gaan als ze op vakantie gaan, we volgen hun wederwaardigheden in de liefde, we wegen hun uitspraken op een goudschaaltje, we juichen ze toe als ze per koets langsrijden (ik heb ook gekeken), terwijl we met z’n allen dus liefst alles willen weten van rijke en beroemde mensen, rijke mensen worden door ons bewonderd – terwijl dat allemaal het geval is – komen we van de rijke man in de gelijkenis niet eens de naam te weten. We weten niets van hem, behalve dat hij zich kleedt in exclusieve en prijzige gewaden en van feesten houdt. Terwijl er zoveel naamloze armen zijn over de hele wereld, leren we in de gelijkenis de naam van alleen de arme man kennen. Lazarus luidt zijn naam en Lazarus betekent ‘God heeft geholpen’. Op potscherven uit de tijd van Jezus, die in de loop van de tijd gevonden of opgegraven zijn komt deze naam vaak voor. In het geval van het lot van deze man is het een passende naam. God heeft geholpen, want Lazarus blijkt niet te kunnen rekenen op de hulp van de mens, voor wiens huis hij ligt in de hoop dat er wat voor hem is, van wat er overblijft van de overvloedige banketten, die de rijke man elke dag organiseert.



In de uitersten die het verhaal ons laat zien, komt de geschiedenis wat simpel over. Het is zwart en wit. En toch treft het doel. Want wij weten heel goed dat er veel, heel veel mensen zijn die hulp kunnen gebruiken in hun dagelijks levensonderhoud, in hun huisvesting. Om maar wat te noemen. Dat in het evangelie juist die arme man op een menselijke manier beschreven wordt, doordat hij een naam heeft, daardoor wordt onze aandacht gericht op de manier waarop hij behandeld wordt aan de poort van het huis van de rijke man. Het drukt daarom ons met de neus op de vraag hoe wij in onze tijd, in onze situatie omgaan met mensen die minder geluk hebben.



Dit verhaal vind je alleen in het evangelie van Lucas. En dit evangelie toont ons de armen als degene op wie Jezus missie gericht is. Je komt die gedachte werkelijk overal in het evangelie tegen. De moeder van Jezus prijs God in haar Magnificat, nog voordat Jezus geboren is. Ze prijst God, want hij drijft uiteen wie denken verheven te zijn boven anderen. Ze zingt, Maria zegt: ‘Heersers stoot Hij van de troon en wie gering is geeft Hij aanzien. Wie honger heeft overlaadt Hij met gaven, maar rijke stuurt hij weg met lege handen.’ In de toespraak van Jezus, die in het evangelie van Matteüs bekend staat als de Bergrede, zegt Jezus in het evangelie van Lucas: ‘Gezegend jullie die arm zijn, want van jullie is het koninkrijk van God. Gezegend jullie die honger hebben, want je zult verzadigd worden.’ Als Jezus zijn preek houdt in de synagoge in Nazaret spreekt hij de aanwezigen toe met deze woorden: ‘De Geest des Heren rust op mij, want hij heeft mij gezalfd om aan armen het goede nieuwe te brengen, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken, en aan blinden het herstel van hun gezicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven…’ Voor Jezus is het koninkrijk van God een bruiloftsmaaltijd waar de uitnodiging verruimd wordt naar  de armen, kreupelen, blinden en verlamden. Aan de rijke jongeman die bij Jezus komt met de vraag wat hij doen moet om deel te krijgen aan het eeuwige leven zegt Jezus: ‘verkoop alles wat je bezit en verdeel de opbrengst onder armen, dan zul je een schat in de hemel bezitten.’ De gefortuneerde hoofdtollenaar Zacheüs geeft na zijn ontmoeting met Jezus in zijn huis de helft van zijn bezittingen aan de armen en betaalt viervoudig terug aan wie hij bij het innen van belasting benadeeld had. Je begrijpt het, het evangelie van Lucas staat er vol mee. Het evangelie van de armen.



Alle mensen moeten sterven, ook deze twee, Lazarus en de rijke man. De laatste wordt begraven. We hebben aan het begin van deze week kunnen zien hoe dat aangepakt kan worden, als je rijk bent en beroemd. Van de bedelaar Lazarus wordt alleen verteld dat hij stierf, misschien is er geen mens om hem te begraven, maar er zijn, zoals de naam van hem, Lazarus, al beloofde, wel engelen door wie hij weggedragen wordt om te rusten tegen Abrahams borst.



De rijke man in het dodenrijk werd hevig gekweld. Toen hij om zich heen keek zag hij in de verte Abraham met Lazarus bij hem in de buurt. ‘Waar zou de rijke man last van hebben, wat kwelt hem zo?’ vroeg ik afgelopen dinsdagmiddag aan de kerkgangers in De Stilen, het zorgcentrum op Terschelling, zeg ik er voor onze gasten maar even bij. ‘Hij heeft last van afgunst,’ werd er gezegd. Hij kan het niet hebben dat het lot van hem als rijke man en Lazarus omgedraaid zijn.’ Iemand anders zei: ‘Van zijn geweten heeft hij last, dat speelt op. Had ik maar…, denkt hij steeds. Maar die kans is voor hem voorbij. Hij heeft last van spijt.’



Dat de rijke nu pas, na zijn dood, inziet wat er helemaal mis is gegaan in zijn leven, kan dat betekenen dat het nooit goed tot hem doorgedrongen is, dat er iemand aan zijn poort lag, die afhankelijk was van hulp? Zou die rijke man zijn leven op zo’n manier vormgegeven hebben, zodat het leven voor hem zo aangenaam mogelijk was, doordat hij alle mogelijke verstoringen zo veel mogelijk buitengesloten had? Dat hij zijn bestaan dus zo georganiseerd had, dat hij leefde in een illusie, waardoor hij de Lazarus aan zijn voordeur zo min mogelijk hoefde op te merken? In onze tijd, kreeg het kabinet het verwijt, dat was voordat dat prijsplafond voor energie er was, of zij misschien helemaal geen feeling meer hadden met de mensen die elke maand moeten meemaken dat zij de eindjes niet meer aan elkaar te kunnen knopen. En is onze algemene eigentijdse illusie niet dat we denken dat het geld en de economie alles is? Een illusie betekent dat je een idee hebt van de werkelijkheid, dat niet overeenstemt met de realiteit. Realiteit is ook een lastig begrip, maar ik weet niet goed hoe ik het beter kan zeggen. Ik bedoel ook niet dat geld niet belangrijk is of dat je niet nodig zou hebben, ik bedoel dat er iets is wat nog fundamenteler is en dat is menselijkheid. Dit verhaal stelt vragen over het grote vertrouwen dat wij hebben in financiële zekerheid. De rijke man die iets goeds had kunnen doen met de rijkdom die hij bezat. De bedelaar aan de poort van de rijke man, die door daar te liggen, gewoon met zijn aanwezigheid, riep: heb medelijden. En de rijke man die geen medelijden toonde. De arme man die niet gezien wordt. De rijke die de arme niet ziet. Ook een rijke man kan een arm leven leiden.         



Later blijken de verhouding totaal omgedraaid. Als de rijke man zich zorgen gaat maken over zijn familieleden die nog in leven zijn en ongetwijfeld ook ongestoord dagelijks uitbundig feestvieren, blijkt de rijke man Lazarus te zien als iemand die hij in kan zetten ten eigen bate. ‘Stuur hem alsjeblieft naar mijn familie, zodat hij ze kan waarschuwen.’ Maar zijn verzoek wordt niet ingewilligd. Mozes en de profeten hebben ze toch tot hun beschikking. Daar staat alles al in. Ik moest bijvoorbeeld uit Deuteronomium hoofdstuk 30 denken, waar Mozes zegt: ‘De geboden zijn niet te zwaar voor u en liggen niet buiten uw bereik. Ze zijn niet in de hemel, dus u hoeft niet te zeggen: wie stijgt voor ons op naar de hemel om ze daar te halen en ons bekend te maken?’

De gelijkenis eindigt met de veelzeggende uitspraak dat als zijn familie niet naar Mozes en de profeten luisteren, ze zich ook niet zullen laten overtuigen, als er iemand uit de dood opstaat.



De arme Lazarus vindt geborgenheid bij God. Zoals zijn naam al zei: God heeft geholpen. Een onmogelijk verhaal? Het is dit onmogelijke dat ons de radicaal veranderende en vernieuwende kracht laat zien van het rijk van God. Van dit rijk van God leeft ons geloof.     



Lucas 16, 19 – 31 en Psalm 146