Gebruik het

2 October 2022 - Preek - Hervormde Gemeente Oost

Het is angst, het is gewoon angst die gevoeld wordt door de profeet. Het is de profeet Habakuk. Ja, we weten bijna niks van Habakuk. Alleen dat Bijbelboek dat zijn naam draagt, wat daarin staat, dat kennen we. Maar er is geen overeenstemming over wanneer hij leefde. Wat we wel lezen is dat hij de inval van vijandelijke troepen vreest. Het zijn de legers die uit het oosten komen. Juda, het land waarin Habakuk leeft, is een klein staatje. Waar kan ooit nog redding vandaan komen? 

Maar in het derde en laatste hoofdstuk van zijn in omvang bescheiden geschrift, in dat hoofdstuk gebeurt er iets. Dat derde hoofdstuk klinkt als een soort lied, als een gedicht, een soort psalm. Habakuk schrijft daarin dat hij zich opgejaagd voelt. Opgejaagd door aanstormende vijanden, die erop uit zijn om hem te breken en die met misdadig plezier een arme stakker in het geniep een kopje kleiner maken. Maar als hij dat beschrijft, merkt hij dat er iets aan het gebeuren is. Midden in die angst opent zich ook een andere werkelijkheid. Het is die werkelijkheid, die ervoor zorgt dat Habakuk z’n hart vasthoudt, zo beschrijft hij. Letterlijk schrijft Habakuk: ik voelde mijn buik trillen, van binnen beefde ik, toen ik hoorde wat God tegen me zei. Ik voelde me slap worden, alsof ik niet meer op m’n benen kon staan. Als we Habakuk opnieuw letterlijk citeren, schrijft hij: ik voelde m’n botten sponsachtig worden.

Maar wat is het dan, dat Habakuk hoort? In het lied waarmee hij zijn boekje afsluit is het de Eeuwige zelf, die laat weten eraan te komen. De kracht van God , die onderweg is en de pijlen van de vijand zal gebruiken om die vijand te verslaan. Zo bezingt Habakuk het. Terwijl zijn knieën knikken. Terwijl zijn buik vanbinnen trilt. Want dit is de kracht die eraan komt, de kracht waarin hij gelooft. Het is een soortworsteling. Tussen de kracht waaruit Habakuk put. En de krachten die hem belagen.   



Die pijlen hè, die pijlen van de vijand, die gebruikt zullen worden om de vijand te belagen, wat voor pijlen zijn dat? Het zijn dezelfde pijlen die ons in deze tijd ook treffen. Zoals wij in onze tijd belaagd worden door het slechte nieuws, waarmee we elke dag geconfronteerd worden. Zoals wij in onze angst moeten zien om te gaan met onze bezorgdheid. Bezorgdheid over waartoe dit allemaal kan leiden. De vrees die we voelen, over wat de gevolgen kunnen zijn.

Habakuk gelooft in een kracht ten goede, die naar hem onderweg is. Luister maar, als hij zingt:  

‘Misschien zijn er straks geen vijgen meer,

misschien geen olijven of druiven.

Misschien mislukt de graanoogst,

gaan de schapen dood, of de koeien.

Toch zal ik dan juichen van blijdschap.

Want ik weet dat de Eeuwige mij redt.

God, de Eeuwige, is mijn kracht.

Want God maakt mijn voeten zo snel als herten gaan,

God die mij helpt

bij alles waar ik als een berg tegenop zie.’

 

Te midden van alles waar hij niets aan kan doen, te midden van alles waar hij geen enkele invloed op heeft, midden in die wereld brengt Habakuk het enige in stelling wat hij heeft: hij mobiliseert de kracht van het geloof. Het is de kracht om niet, om nooit op te houden met uit te kijken naar het goede, het mooie, dat je ook kunt zien. Hoe klein, te midden van alle andere krachten, hoe klein dat goede ook nog kan zijn. Dat goede dat je moet koesteren.   

       

Het is opvallend dat de overtuiging van Habakuk heel nauw aansluit bij wat ons in het evangelie verteld wordt. De evangelielezing begint met iets waarvan u kon denken: moet dat nou? Het ging daar over een molensteen die beter maar om de nek van iemand gehangen kan worden, die vervolgens in zee wordt gegooid. Het gaat hier dan over iemand, die doordat wat hij of zij doet, anderen in ernstige problemen brengt. Zo’n uitspraak is ons al gauw te heftig.

En toch is het een bijzondere gedachte, die ons hier wordt aangereikt. In feite zegt Jezus: Pas ervoor op om de reden te zijn van andermans zonde. Het is een advies dat je ook kunt omdraaien in positieve zin. Dan wordt het zoiets al dit: Je doet goed wanneer je een ander in staat stelt om ook goed te doen. Ouders bijvoorbeeld beseffen dat als er een kind geboren wordt. Je beseft dan dat het belangrijk is om werkelijk je best te doen om dit kind, dat aan je toevertrouwt is, een hele goede start mee te geven. Doe goed, zodat je kind ook goed zal kunnen doen.



Ik ken een verhaal wat dit nog wat verder kan verhelderen. Het is een verhaal waarin Nasroeddin de hoofdrol speelt. Nasroeddin staat bekend als een legendarische dorpsimam uit Turkije, die populair is geworden vanwege zijn humor en zijn wijsheid. Hij leefde lang geleden. Het verhaal gaat zo.

    

Nasroeddin zat thee te drinken. Een vriend schoof aan en de twee raakten in gesprek. ‘Volgende week ga ik trouwen insj’allah’, vertelde de jonge vriend. ‘Wat een geweldig nieuws!’ riep de imam verrukt uit. ‘Maar Nasroeddin, heb jij ooit aan een huwelijk gedacht?’ ‘Nou en of…’ Nasroeddin ging er eens goed voor zitten. Hij begon te vertellen. ‘Heel mijn jeugd besteedde ik aan de zoektocht naar de volmaakte vrouw. Jaren reisde ik om haar te vinden. In Damascus vond ik een vrouw die vriendelijk en lief was. Van spirituele zaken wist ze alles af en ze was een goede moslima, maar van de wereldse geneugten wist ze niets dus reisde ik door.’ Nasroeddin kreeg de smaak van het vertellen te pakken en liet zijn stem wat dalen. ‘Verder reisde ik, tot de poorten van Esfahan. Daar in Perzië dacht ik de ware vrouw te hebben gevonden. Zo was zowel werelds als spiritueel, ze was knap en lief. Alleen klikte het niet. Daarom reisde ik verder. Heel Klein-Azië zag ik, ieder dorp en iedere stad deed ik aan, maar nergens vond ik de ware.’ Nasroeddin keek omstandig om zich heen, liet een lange pauze vallen, nam een grote slok thee, zuchtte en vervolgde fluisterend zijn verhaal, zodat zijn vriend diep naar hem toe moest buigen om hem nog te horen. ‘Toen op een goede dag vond ik haar in Egypte. Ze was spiritueel en trouw, prachtig geschapen en een uitstekende kok. Ze had een evenwichtig en opgewekt humeur en alle narigheid lachte ze weg met haar betoverende glimlach. Ze was welbespraakt, maar wist ook wanneer ze moest luisteren. Ze kende de koran uit het hoofd, maar in al haar bescheidenheid corrigeerde ze mijn fouten niet. In alle opzichten was ze mijn ideale vrouw.’ ‘Maar moella!’ riep de vriend uit, ‘waarom bent u dan niet met haar getrouwd?’ Nasroeddin haalde adem en zei: ‘Nou ja, ongelukkig genoeg bleek zij op zoek te zijn naar de ideale man.’




Wat heb je volgens de evangelielezing nodig om goed te zijn? In de eerste plaats dat je een ander in staat stelt om goed te zijn. Dat zagen we al. Vergeven is ook iets wat daarbij past. Eindeloos vaak en telkens opnieuw vergeven, zegt Jezus. Dat blijkt zijn toehoorders tegen de borst te stuiten. Het lijkt verdorie alsof iedereen wel iemand kent, die je onmogelijk vergeven kunt. Al moet het zeven keer per dag, voegt Jezus toe, waarmee hij aangeeft dat vergeven in principe grenzeloos is. Dat we meekrijgen dat deze aansporing voor de leerlingen van Jezus kennelijk een heel ongemakkelijke boodschap is, komt door de reactie die deze woorden van Jezus uitlokken. Want wat zeggen de leerlingen van Jezus als Jezus spreekt over eindeloos vaak vergeven? Ze zeggen: ‘Geef ons dan meer geloof!’ Een oproep die meteen door Jezus wordt ontnuchterd. ‘Meer geloof, bedoelen jullie? Minuscuul geloof, als van een mosterdzaadje, is echt ruim voldoende. Zo’n prachtige moerbeiboom zou het ook doen, als jullie dan zouden zeggen: trek je wortels uit de grond en ga in zee staan.’ Een klein beetje geloof maar, dat gebruikt wordt, heeft een effect op dingen, zelfs buiten alle verwachting. Zoals het buiten-Bijbelse evangelie van Thomas in een vergelijkbare uitspraak zegt: ‘Als twee mensen vrede met elkaar maken in één huis, kunnen ze tegen een berg zeggen: ‘Opzij’ en die berg gáát opzij.’ Want het gaat om geloof, niet om veel of groot geloof. Gebruik dat beetje geloof wat je hebt. Zet dat in. Je zult verrast zijn.



Ten slotte geeft het evangelie nog iets aan ons mee, wat vooral behulpzaam kan zijn voor mensen die erg trots zijn op zichzelf. Het is deze gedachte: ‘Als je het idee hebt dat je veel bereikt hebt, sta jezelf er dan niet op voor. Je bent eenvoudigweg voor dit doel gemaakt.’ (m. Abot 2, 8)



En zo blijkt het vooral nuchterheid te zijn, die al deze zinnen samenvat. De profeet Habakuk, die te midden van een enorme dreiging die hem bang maakt, de kracht ten goede in stelling brengt. Het werkt, zelfs als die kracht bescheiden lijkt te zijn. En Jezus die eveneens, als iedereen denkt: nu hebben we meer geloof nodig, rustig zegt: ‘Een heel klein beetje is genoeg. Want het gaat erom dat je het gebruikt.’

Die nuchterheid kunnen we in deze tijd goede gebruiken.


 

Lucas 17, 1 - 10 en Habakuk 3