Seizoenen 3

25 March 2019 - Interview - Hervormde Gemeente Oost
tuinbonen

Seizoenen



De schrijver die we kennen onder de naam Prediker schrijft dat er “voor alles een seizoen is en een tijd voor ieder ding onder de hemel.” Prediker nodigt ons uit om het cyclische karakter van de werkelijkheid en de menselijke ervaring te overwegen. In deze interviewserie onderzoeken we de dingen die Prediker noemt. Vandaag: “Er is een tijd om te planten.” We zijn bij Arie Bakker thuis in Midsland, op een middag, begin maart. Het regent. Arie heeft een tuin aan de zuidkant van de Hoofdweg.


 

Het is voorjaar, Arie!

“Nou, de laatste boerenkool is hard gegroeid de afgelopen tijd. Ik weet het niet hoor, maar ik heb het idee dat als het nog warmer wordt dat die dan bitter wordt in april.”



Wat komt erbij kijken als je met een tuin wil beginnen?

“Ik heb 27 jaar op Vlieland gewoond. Maar Aaf zei: ‘Ik wil hier niet begraven worden,’ en toen zijn we teruggekeerd. Tien jaar geleden ben ik met de tuin begonnen op het landje van Teunis van Pietje. Iemke Rijf ging er toen tegenover wonen, daarom had ik er wat meer vertrouwen in, vanwege de jongeren van de camping die er langs lopen. Ik heb het eerst laten omploegen door de dorsvereniging. Die was toen net begonnen. We moesten wel opletten dat er niet te diep werd geploegd, want vlak eronder zit van die blauwgrijze klei. Als je die naar bovenwerkt wordt het keihard als het opdroogt. Het schijnt dat er een slenk liep, moet je weten. Die liep van Jelle van Tiet in Formerum via Camping Terpstra onder mijn tuin door en dan richting Ton Buskermolen door naar de dijk. Die dijk was er toen nog niet natuurlijk. De zee stroomde zo naar binnen. Zo kwam die klei hier naar toe. Wat er bovenop ligt is eigenlijk duinzand dat in de loop van de tijd vermengd is met bladeren, met compost.

Aardappels poten, daar begin je mee, alleen in het eerste jaar om het schoon te krijgen, want dan valt het mee met het onkruid. Die kun je eerst nog mooi schoffelen en als later de bladeren de grond bedekken valt het met het onkruid mee.  ”



Als het seizoen aanbreekt, waar begin je dan mee?

“Eind februari begin ik te hakken en de dong er gelijk onder te werken. Ik vond het wieden niet zo leuk. Mijn vader kreeg vroeger ineens het idee om wortels te gaan zaaien, 50 meter. We woonden hier achter aan het Achterom. Er stonden toen nog geen huizen. Je moest ze met de hand wieden. Als we aan het eind waren, moest je vooraan al weer beginnen, op de knieën. Dus als ik aan de ene kant net klaar was met wieden kon ik aan de andere kant meteen weer beginnen. Ik heb nu zo’n freesje, die doet dan in het begin het werk.”



En vervolgens?

“Ik ben nu wat verlaat vanwege mijn staaroperatie, ik moet nog wat zaden bestellen. Maar de tuinbonen kunnen er in februari al in. Eerst een nacht in het water leggen, dan ontkiemen ze sneller. In maart wordt het dan tijd voor wortels, bieten en spinazie. Eind mei gaan de boontjes in de grond. Tegenwoordig is het vaak wat vroeger. Ze zeiden vroeger al: ‘die moeten het meilicht niet zien,’ maar nu kan het vaak twee weken eerder. Koeienmest is er in de herfst opgegaan, die moet er in februari al onder zijn. En dan hoop je dat de dominee zondag nog even bidt voor de groei.”



Dat tuinieren, zie je dat ook wel als iets religieus?

“Je denkt weleens: als alles tegenzit, waar komt dat dan vandaan? Als er Iemand daar boven zit, die zal ons toch niet altijd pesten? Dat is toch een soort vertrouwen dat je hebt.

Zo’n tuin helpt je daar ook bij. Dan zit je mooi buiten, dan valt alles van je af. Dan heb je nergens mee te maken. ”