honger, dorst

15 August 2021 - Preek - Hervormde Gemeente Oost

‘Wie tot mij komt zal geen honger meer hebben, wie aan mij zich toevertrouwt zal nooit meer dorst hebben.’ Zo althans zegt Jezus het in het evangelie van Johannes. Het is de reactie van Jezus op de vraag die eerder aan hem werd gesteld. De vraag naar welk wonderteken hij eigenlijk van plan was om te gaan doen? Zo’n teken ‘dat wij kunnen zien, zodat we geloof aan u kunnen hechten.’ Daarop zegt Jezus: ‘Als je bij mij komt zul je nooit meer honger hebben, als je vertrouwen hebt in mij zul je nooit meer dorst hebben.’ Volgens het evangelie van Johannes Jezus laat Jezus telkens opnieuw merken bang te zijn dat mensen alleen tot hem aangetrokken te worden door de wonderen die zij met hem meemaken. Omwille van  het sensationele, het buitengewone dus, daar is Jezus bang voor.  



Honger en dorst worden hier begrepen als dagelijkse ervaringen. Je maakt een fietstochtje op Terschelling en je begint honger te krijgen. Zo eenvoudig kun je het je voorstellen. Als je honger hebt, of dorst, dat maakt hier dus niet uit, dan begrijp je de noodzaak om jezelf te voorzien van iets te eten of te drinken. Het is heel gebruikelijk dat je doet wat nodig is om tegemoet te komen aan deze biologische noodzaak. Je voelt meestal ook onmiddellijk dat zoiets nodig is. Heel anders gaat het eraan toe met ‘brood uit de hemel’. Want ongelukkigerwijs kun je geneigd zijn om je spirituele lichaam maar wat uit te hongeren. Het kan best dat je daarvan de noodzaak niet kunt voelen. Misschien ben je niet in het bezit van zo’n fijnbesnaard instrument, misschien ontbreekt het je aan een goed ontwikkeld vermogen om te signaleren dat je brood uit de hemel nodig hebt? De aandrang vanuit de hoek van je spirituele lichaam om iets te eten, te drinken, ervaar je als zo subtiel, die merk je pas heel zo laat op, of zelfs niet eens, omdat je meestal druk bezig bent met andere dingen, te druk om op te merken dat jouw geestelijk lichaam eigenlijk wel wat voeding kan gebruiken. Je bent druk bezig, misschien ben je geestelijk wat vermoeid geraakt, of nerveus misschien door iets wat je op dat gebied hebt moeten meemaken? Terwijl je als het gaat over deze honger en die dorst óók best de ervaring kent dat één zinnetje uit een boek een wereld van verschil kan maken. Of iemand die iets tegen je zegt, een woord uit een lied, misschien een inspirerende ontmoeting of een moment van de natuur genieten, dat alles kan een wereld van verschil kunnen maken voor dat deel van je bestaan. Alsof je gevoed wordt, alsof je te drinken krijgt. Waarna je je anders voelt, beter, lichter. Je voelt je een ander mens. Misschien maar voor even, maar toch.



‘Onze voorouders hebben in de woestijn manna gegeten, dus wij kennen die verhalen wel over brood dat uit de hemel gegeven werd,’ zeggen ze tegen Jezus. Let op, zegt Jezus, je moet niet zeggen ‘gegeven werd’ – verleden tijd, je kunt beter zeggen ‘brood dat uit de hemel gegeven wordt - tegenwoordige tijd, nu. ‘Mijn vader geeft aan je, het waarachtige brood uit de hemel.’ ‘Geef ons dan elke dag dat brood, zeggen ze daarop tegen Jezus.

Soms ken je dat zelf ook wel, dat gevoel dat het er vroeger in het geloof bijvoorbeeld, in de kerk, voor jou duidelijker aan toeging, dat het helderder leek te zijn of dat je er vierkanter in stond. Dat het minder diffuus, minder onzeker, misschien zelfs minder wazig, dat het groter was, meer ruimte in nam. Zo was dat toen, vroeger. Bij Mozes, zeggen ze tegen Jezus. Maar zeg nu liever niet toen en vroeger, zegt Jezus aan hen, let op op wat je nú gegeven wordt, in religieus opzicht gegeven wordt, in gelovig opzicht, in spirituele zin, in levensbeschouwelijk, zingevend, betekenis gevend opzicht – weet u misschien hoe je dat eigenlijk het beste kunt noemen – let op op wat je nu wordt gegeven, waar je nu deel aan krijgt. Aan deze wereld waaraan je nu deelneemt, met dit huidige lichaam van jou, ook met dat wat we nu jouw spiritualiteit noemen, jouw geloof, je vertrouwen waarmee jij deelneemt aan jouw verdere leven, dat zingevende aspect van je bestaan dat nu onderdeel van jouw wereld is. Dat dat soms ook voeding nodig heeft. Naar welke aandrang  je kunt luisteren, net zoals gewend bent om te luisteren naar die andere aandrang die zegt dat je honger hebt, of dorst. Op een fietstochtje op Terschelling.



Brood uit de hemel. ‘Maar dat kennen we wel. Dat kennen we als manna, brood uit de hemel, Mozes gaf dat ooit aan onze voorouders,’ zeggen ze. ‘Ik ben dat brood,’ zegt Jezus, ‘wie tot mij komt zal geen honger meer hebben, wie zich aan mij toevertrouwt zal geen dorst meer hebben.’ Jezus wijst hen op wat van ‘mijn Vader,’ zoals Jezus dat noemt, gegeven wordt. Niet gegeven werd, maar gegeven wordt. Dus omdat het opgeschreven is in het evangelie van Johannes ook aan ons gegeven wordt.



Maar wat is dat dan eigenlijk voor ons, brood uit de hemel? Hemels brood. Philo van Alexandrië is een joodse filosoof, die dus in Alexandrië, Egypte leefde. Hij was een tijdgenoot van Jezus. Deze Philo maakt onderscheid tussen verschillende manieren van lezen van de Bijbel. Hij heeft veel geschreven over de eerste vijf boeken van de Bijbel. Philo onderscheidt een letterlijke betekenis, die zegt dat manna betekent dat je genoeg te eten hebt. Gewoon omdat je fysiek honger had. Manna is voedsel dat ze klaar konden maken. Materiële voeding. Maar alles in de Bijbel heeft volgens Philo ook een symbolische en een geestelijke betekenis. Als je de werkelijke betekenis van een Bijbelverhaal wil leren kennen moet je daar ook oog voor proberen te krijgen. Philo heeft gezegd dat je dat brood uit de hemel, dit manna op deze manier kunt zien als wijsheid.

Ze zwierven door de woestijn. Ze reisden door onbekend gebied. Hoe overleef je daar? Hoe vind je een weg die je kunt gaan? Wijsheid, schreef Philo, dat weet je wel, dat is iets wat je echt nodig hebt om te kunnen leven. Je hebt wijsheid nodig om onderscheid te kunnen maken tussen goed en kwaad, anders lukt dat niet. Je hebt wijsheid nodig om onderscheid te kunnen maken tussen wat veranderd moet worden en wat gerust zo kan blijven, je hebt wijsheid nodig, die je helpt om te weten welke weg je in dient te slaan als blijkt dat je op een kruispunt aangekomen bent. Ga je linksaf of rechtsaf? En wijsheid heeft ook te maken met vreugde, met je vrij te voelen om de weg in te slaan die jou wijs lijkt.



Alles wat de Vader mij geeft zal tot mij komen en wie tot mij komt zal ik echt niet wegjagen, zegt Jezus. Dat woord: wegjagen, of wegsturen, zoals andere vertalingen luiden, dat is een bijzonder scherp, heftig woord. Misschien dankt u, net zoals ik dacht: natuurlijk stuurt Jezus je niet weg. Dat is toch vanzelfsprekend? Maar toen ik het nakeek, zag ik dat het woord dat hiervoor gebruikt wordt hetzelfde woord is als in  het evangelie gebruikt wordt om boze geesten weg te jagen of duivels uit te drijven. Dus dat wegsturen is eigenlijk een venijnig woord. Stel je voor dat iemand jou wegstuurt, iemand je negeert, hoe voelt dat? Dat voel je. Maar dat, zegt Jezus, dat gaat hier dus niet gebeuren. Je wordt niet buitengesloten. Alles wat mij gegeven is gaat niet verloren. Ik zal het uiteindelijk uit de dood opwekken. Hé, dat is eigenlijk net zo’n heftig en intens woord. Opwekken uit de dood. Er gebeurt iets met je.  



Weet je nog hoe flauw en slap je je soms kunt voelen als je een tijdje niet gegeten hebt? Is dat honger? Laten we het trek noemen. Misschien bent u ook zo opgevoed dat je het woord honger eigenlijk niet mocht gebruiken. Maar toch je voelt je flauw. Je hebt echt zin in iets. Dat neem je altijd heel duidelijk waar. Maar die subtiele tekens dat je ook in gelovige of spirituele zin eigenlijk iets nodig hebt, dat is vaak moeilijker voor ons. Waar vind je ook in dat verband iets gezonds, wat echt voeding geeft? Wat is dat, de zoon zien, zoals het evangelie van Johannes dat noemt, op hem vertrouwen?

Je kent het zeldzame geluk om geboren te zijn als menselijk wezen. Je kent de uitdagingen en de moeite die daarmee gepaard gaan. Blijf je voeden met brood uit de hemel. Geef niet op om naar wijsheid te zoeken. Doe dat met vreugde. Open je ogen, open je oren. Raap ’t op en proef hoe lekker dat smaakt.     

Johannes 6, 30 – 40 en Psalm 19