Durven

11 February 2024 - Preek - Hervormde Gemeente Oost

En toen kwam er iemand naar hem toe. Naar Jezus toe, die hier in het evangelie van Marcus helemaal, helemaal aan het begin van zijn optreden staat. In dit prille begin is Jezus langzamerhand bekend aan het raken in de provincie waar hij opgegroeid is. Hij biedt hulp aan mensen die zichzelf kwijtgeraakt zijn. Hij helpt zieke mensen. Bekend raakt hij ook vanwege het goede nieuws dat hij verkondigt in de verschillende synagogen daar in de omgeving. 

En toen kwam er iemand naar hem toe. Iemand, schrijft Marcus. De mens die naar Jezus toekwam, het enige wat we over hem horen is dat hij geplaagd wordt door een huidziekte. Verder weten we niets. Het hoeft niet te verbazen dat hij daardoor, afgezien van de jeuk, het ongemak en de pijn die de ziekte met zich meebrengt, ook in een sociaal isolement terecht is gekomen. Misschien waren mensen geschokt achteruit gedeinsd, toen deze mens opdook om zich tot Jezus te wenden. Om hoe hij eruit ziet. Dat is alles wat we weten. Verder niks. Het is gewoonweg iemand met een probleem. Iemand zoals er ook in onze tijd zoveel mensen zijn. 
Daarmee laat het evangelie ons iets zien. In onze tijd waarin het zo belangrijk lijkt te zijn wie jij bent, waar je vandaan komt, wat jij gedaan hebt, welke positie je hebt, wat voor paspoort je bezit, welk geslacht, welke gender of huidskleur je hebt, laat het evangelie zien dat je anders kunt kijken. Er komt gewoon iemand bij Jezus. Het maakt werkelijk niet uit wie het is. het kan iedereen zijn. De Bijbel herinnert ons vaak aan dit weidse, universalistische perspectief.

Zo vinden we in het eerste testament een verhaal over een bevelhebber van het machtige Aramese leger. Het is iemand die enorm gewaardeerd wordt, omdat hij een grote overwinning had behaald. Het is een buitengewoon geziene man waartegen wordt opgekeken. Alleen, aan hem kleeft een smetje, waar hij elke dag mee te maken heeft. Hoe gezien en gewaardeerd hij ook is, daar wil hij heel graag vanaf. Want ook hij lijdt aan een hardnekkige huidziekte. Het toeval wil, of is het toeval? dat er bij hem in huis een dienstmeisje uit Israël werkt. Via haar hoort deze bevelhebber van een profeet in Israël, die bekend staat om zijn hulp aan zieke mensen. Als de bevelhebber het erop waagt en met alle indrukwekkendheid en pracht en praal bij het huisje van de profeet aankomt, krijgt hij de profeet niet te zien. In plaats hiervan wordt er zomaar iemand naar buiten gestuurd die de bevelhebber laat weten dat als hij zich zevenmaal zal baden in de Jordaan, dat hij genezen zal zijn. Naäman, zoals de bevelhebber heet, voelt zich ten zeerste gekrenkt en ontsteekt in woede. Want hij had verwacht dat de profeet zelf naar buiten was gekomen, dat hij een geheime spreuk zou uitspreken en met zijn hand over dat deel van de huid zou strijken dat aangetast was om zo de ziekte weg te nemen. En bovendien: in het land waar de bevelhebber vandaan komt zijn er veel indrukwekkender rivieren dan dat zielige stroompje de Jordaan. Na enige beraad en onder het motto: wat is er nu simpeler dan je te baden in de rivier besluit de trotse en eerbiedwaardige bevelhebber het dan toch maar te doen. Zevenmaal dompelt hij zich onder in de rivier de Jordaan. Het resultaat, van wat hij zelf zag als een enorme vernedering, is dat zijn huid weer gezond is. 

Gewoonlijk heb je niet altijd de tijd en de ruimte om erbij stil te staan, maar wanneer je ziek bent, dringt zich deze overtuiging aan je op: het besef dat misschien, anders dan je ooit gedacht hebt, onze eigen middelen ontoereikend zijn en onvermijdelijk tekort schieten en dat we daarom allemaal min of meer onderworpen zijn aan een bepaalde wanhoop, omdat we beseffen dat we, als er iets onvermijdelijks gebeurt, we niet in staat zijn op eigen kracht onze bestemming te bereiken. 
Hoeveel mensen in de wereld van vandaag hebben hun geloof niet verloren, tegelijkertijd met de ijdele hoop en de illusies van hun kindertijd? Wat je toen in die kindertijd zag als geloof was maar één van de illusies die je in de loop van je leven vaarwel hebt moeten zeggen. Het bleken allemaal onjuiste interpretaties te zijn van hoe alles in elkaar steekt. Interpretaties die al hun hoop stelden op een bepaald gevoel: een soort welbevinden, een soort innerlijke vrede en een bepaald evenwicht. Maar later toen het worstelen begon met de echte moeilijkheden en lasten van het leven en toen je je bewust werd van je eigen zwakte, toen raakte je die vrede kwijt, verloor je je evenwicht en leek het gewoon onmogelijk om nog te geloven. Het werd onmogelijk om jezelf nog te troosten, jezelf gerust te stellen met de beelden en begrippen die je in je jeugd als geruststellend hebt ervaren. 
Maar je hoop stellen op een gevoel van zekerheid, of op een innerlijk evenwicht, dat is onverstandig, want misschien zul je het zonder al deze dingen moeten doen. Zoals de Aramese bevelhebber, enorm gewaardeerd, maar wat een last had hij elke dag van zijn kwaal! Het vergde veel meer moed om in alle bescheidenheid hulp te zoeken bij de profeet uit Israël, dat vergde meer moed dan het aangaan van een veldslag. Of zoals de onbekende man, die zich nauwelijks durft te vertonen, maar die ten langen leste ook maar aan zichzelf durft toe te geven dat hij zich niet hoeft te schamen om hulp te zoeken en toch maar Jezus opzoekt, die altijd omringd wordt door een menigte mensen. 

 

Wanneer je niet in staat bent om jezelf klein te maken, neig je ertoe van je geloof te eisen dat het een goede gezondheid met zich mee zal brengen, een innerlijke vrede, succes in het leven misschien zelfs, en ook wereldvrede en al het goede dat we ons maar kunnen voorstellen. Als dat dan allemaal niet het geval blijkt te zijn, verlies je dan je geloof?   

De zieke man uit het evangelie smeekt Jezus om hulp. Als u het wilt, kunt u mij genezen, zegt hij. De man is niet bang om te falen, om af gewezen te worden. Maar Jezus zegt hem: Ik wil het, wordt gezond. 

Het loopt dus goed af met de zieke man. Maar hoe gaat het verder met Jezus? Wat doet het hem? Jezus die medelijden voelde, toen hij de man zag. Hoe is het met Jezus na de genezing? Kennelijk is er ook nog iets gebeurd met Jezus. Marcus gebruikt hiervoor een Grieks woord dat niet vaak voorkomt in de Bijbel. Embrimaomai. Het betekent het uiten van een gevoel van groot ongemak. Het wordt vertaald als: uitvaren tegen iemand. Je hardop ergeren. Zo wordt dat woord vertaald. Hier zou je kunnen zeggen dat Jezus na de genezing hard uitvalt tegen die man door hem ten stelligste op het hart drukken om geen ruchtbaarheid aan de gebeurtenis te geven. Iets overigens waar de man zich in geen enkel opzicht aan blijkt te houden. Aan iedereen vertelt hij steeds weer wat er gebeurd is. Daarmee brengt hij Jezus in een moeilijke situatie. Het wordt voor hem onmogelijk om nog te verschijnen op een plaats waar mensen bij elkaar zijn. Jezus zoekt eenzame plaatsen buiten de steden van Galilea op. Maar ook daar wordt hij niet alleen gelaten. Van alle kanten komen mensen naar Jezus toe. Ze willen zijn woorden horen. Ze verlangen genezing. 

Het evangelie vertelt dat het Rijk van God met Jezus aangebroken is. Dat hij luistert naar iemand die toe durft te geven dat hij hulp nodig heeft - die hem aanroept. Dat is voor ons een enorme stimulans. Een geweldige steun in de rug. Maar eerlijk is eerlijk, als we goed naar Jezus kijken en naar hem luisteren leren we ook dat het koninkrijk hard werken kan zijn. Maar dat wist je misschien al. Dat het niet zomaar vanzelf gaat. 
Er is een goede kracht aan het werk. Zullen we daaraan mee doen? Zullen we meewerken?  

Tijdens de kerkdienst in De Stilen afgelopen vrijdag vertelde ik ook ongeveer dit verhaal. Ik vroeg daarna of iemand van hen ook weleens hulp had moeten zoeken en dat je daarvoor een ergens over moest gaan. Iemand noemde toen de oranje hulpknop, waar je op kunt drukken als je hulp nodig hebt van iemand van de verpleging of de verzorging, en dat zoveel mensen dat niet doen, omdat je niet lastig wilt zijn. Terwijl de zorg steeds zegt: ‘druk nou, als er iets is.’
Er was ook iemand die nog niet zolang in De Stilen woont. Zij vertelde dat het tijd kost om vertrouwen te krijgen dat je als je om hulp vraagt goed geholpen wordt. Maar omdat vertrouwen te krijgen dien je wel het ook uit te proberen  om om hulp te vragen. Je moet dus ook wat durven. 

Marcus 1, 40 – 45 en 1 Korintiërs 9, 24 - 27