Een ander niveau

9 July 2023 - Preek - Hervormde Gemeente Oost

De Schriftlezing begint met een gebed. Een gebed van Jezus. Er spreekt dankbaarheid uit. ‘Ik dank u, Vader, Heer van hemel en aarde, dat u deze dingen verborgen hebt gehouden voor wijze en verstandige mensen, maar aan eenvoudige mensen hebt onthuld.’ Hé, wie zouden dat kunnen zijn, die wijze en verstandige mensen, denkt u? Die mensen, voor wie iets verborgen blijft, die dus iets niet zien, iets niet doorhebben?



Ik denk eigenlijk dat we dat meestal wel weten, het antwoord op deze vraag, ook al geven we dat meestal niet openlijk toe. Die wijzen en verstandigen, dat weten we wel, dat zijn wij, wijzelf. Want zo zien we onszelf. Wij kijken naar onszelf als over het algemeen best redelijke, verstandige mensen, die echt niet zomaar iets doen. Wij gaan immers om met andere mensen, ook met de mensen met wie we moeite hebben, en we proberen dat zo wijs en verstandig mogelijk doen. We moeten met geld omgaan en met bezit, we zitten in de gemeenteraad, we moeten beslissingen nemen en keuzes maken, ook in ons eigen leven. En dat doen we echt niet lichtvaardig. We nemen het serieus. Zo zijn toch altijd geweest? Dus ja, iets dat verborgen is, volgens Jezus, voor wijze en verstandige mensen, dat moet dan wel verborgen voor ons zijn, denk je niet?

 

Volgens dit gebed van Jezus blijft voor wijze en verstandige mensen iets verborgen, wat door een ander soort mensen wel wordt ingezien of begrepen. En die ander soort mensen dat zijn de eenvoudige mensen, volgens onze vertaling, de nieuwe Bijbelvertaling, ook in de herziene versie, zoals Klazien dat voorgelezen heeft. Een eerdere vertaling, die van 1951, die u misschien het beste kent heeft eveneens over  aan de ene kant wijzen en verstandigen, maar leest in plaats van eenvoudige mensen: kinderen. ‘Ik dank U dat Gij deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, doch aan kinderkens geopenbaard.’ Zo wordt het daar verteld. En de Naardense vertaling kiest voor: onmondigen. Eenvoudigen, kinderen, onmondigen – ik geef u al deze mogelijkheden in de hoop dat u al een beetje begint aan te voelen waar het om zou kunnen gaan bij de eenvoudigen die Jezus op het oog heeft en die ten voorbeeld worden gesteld, ja, aan ons.

Iets verderop in hetzelfde evangelie van Matteüs wordt dit verhelderd, want daar blijken er in de tempel in Jeruzalem mensen te zijn die zich ergeren. Wat is er aan de hand? Er zijn daar kinderen die aan het roepen zijn. Ze roepen Jezus toe: ‘Hosanna! Hosanna voor de zoon van David.’ Wanneer Jezus merkt dat er mensen zijn die zich aan dat geroep en geschreeuw storen zegt hij: Hebben jullie dan Psalm 8 niet gelezen? Want daar staat: ‘door de mond van kinderen een zuigelingen hebt U zich een loflied laten zingen.’  

Jezus citeert Psalm 8. Daarin zet de dichter groot en klein tegenover elkaar. Het zijn uitersten, die benoemd worden. Aan de ene kant de eindeloosheid van het heelal, de maan en de sterren, en aan de andere kant: het mensje. De dichter vraagt: wat is de mens dan, het mensenkind dat U aan de mens denkt, dat naar de mens omziet?



Over die uitersten gesproken. Nu is het zo dat in de loop van de tijd onze wereld telkens weer groter is geworden. Onze wereld bevindt zich in een eindeloos universum. Dat ontdekte Galileo, die keek door de eerste telescoop, ooit gemaakt. Wat hij zag was duizelingwekkend. Slechts een kleine tijd later ontdekte Anthonie van Leeuwenhoek de microscoop, waardoor duidelijk werd dat het universum zich óók eindeloos uitstrekte tot in het kleine tot in allerkleinste. Als de wereld aan alle kanten groter blijkt te zijn, wat zegt dat over onze plaats daarin? Wat zijn we aan het doen? Onstuitbare krachten zijn er, onstuimige en adembenemende scheppende en vernietigende krachten, die zich ver uitsteken boven menselijke vermogens. Het zijn krachten die wij niet kunnen negeren. Dat merkten we deze week. Het begint te stormen en de bomen waaien om. Even later is het weer prachtig weer. Terwijl we weten dat we leven in een eindeloos heelal, met allerlei krachten: hoe is het mogelijk, dat U aan ons denkt – om met de psalmdichter te spreken, in dit eindeloze heelal bevindt zich onze wereld, waarin we er tegenwoordig van overtuigd zijn dat wij als mensen bij elkaar zo’n grote kracht vormen dat zelfs het klimaat daardoor beïnvloed wordt, het grote wereldomspannende ecosysteem, dus ook de leefwereld van die kleine beestjes zoals insecten lijkt sterk onder invloed te staan van wat wij als mensen doen en laten. Dus hoewel onze leefwereld in de loop van de tijd steeds maar weer groter en uitgestrekter bleek te zijn, is tegelijkertijd duidelijk geworden dat wij als de mensjes die wij zijn op die wereld waarin wij leven ook steeds meer invloed hebben. Alsof er dus in de loop van de tijd steeds meer op ons bordje terecht is gekomen. Alsof we steeds meer verantwoordelijkheid krijgen voor al die dingen waarmee wij te maken hebben. Alsof, om in Bijbelse termen te spreken, het juk dat op ons rust steeds zwaarder op ons drukt. En dan hebben het nog niet eens over zoiets hemeltergends als een oorlog, waarin we ook betrokken zijn. Hoeveel verantwoordelijkheid wil je nog meer hebben, vraag ik aan u en aan mezelf. Of is het zo wel genoeg? En dan laten we nog buiten beschouwing wat we privé op ons hebben genomen of wat we daar in de schoot geworpen krijgen. Soms lijkt het wel alsof mensen er alles aan doen om aan deze verantwoordelijkheden te ontkomen door ze te negeren, zoals de spreekwoordelijke struisvogel zou doen, die zijn kop kennelijk in het zand steekt bij de dreiging van gevaar.       



In zo’n situatie helpt de tekst uit het evangelie van Matteüs. Je kunt zeggen dat deze tekst uit het evangelie van Matteüs ons ruimte biedt om in alle vertrouwen open en eerlijk onze levensweg te onderzoeken. Het is daarbij duidelijk dat we niks hoeven op te houden, want het gaat niet om wijsheid en verstand, het gaat om iets anders, dat los staat van alle onze zogenaamde redelijkheid en onze poeha, waarmee wij behept kunnen zijn. Hoe anders zou we ooit eeuwenlang een praktijk als de slavernij in stand hebben kunnen houden? In Ghana bouwden onze voorouders slavenkelders. Vandaar uit door een smalle lage deur liepen de slaafgemaakten geboeid de schepen in. Zij wisten op dat moment dat ze hun geboortegrond nooit meer terug zouden zien. Bovenop deze kelders bouwden de Nederlanders een protestantse kerk, die inmiddels is omgebouwd tot een museum. Deze georganiseerde slavernij, waarvoor onze koning vorige week vergiffenis heeft gevraagd. Als we ons racisme nu eens zouden kunnen loslaten, onze kortzichtigheid en onze eigendunk? Wat zou er dan veranderen?



Ik zei al: in deze situatie biedt de tekst uit het evangelie ons een handreiking. Want  Jezus doet ons hierin een uitnodiging. Hij nodigt ons uit: kom je bij mij in de leer? Wil je van mij leren? Ik ben vriendelijk en ik vind mezelf niet de belangrijkste. Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, in Bijbeltaal. Neem míjn juk op je, zegt Jezus in het evangelie van Matteüs, want dat juk is zacht en het is niet zwaar om te dragen. Jezus nodigt ons uit om rust te vinden bij de wijsheid die hij met ons wil delen en die we in de evangeliën krijgen aan gereikt. Wijsheid die eenvoudig is en niet zwaar is om te dragen. Het is weldadig voor wie vermoeid is en verlangt naar rust.



Ik begon deze overdenking met tegen mezelf te zeggen en tegen u dat wij onszelf vaak zien als best redelijke en verstandige mensen. Dus misschien dat wij niet helemáál kunnen begrijpen wat Jezus ons wil zeggen. Maar we kunnen wel er een begin mee maken. Zoals de koning in Zacharia, die nederig komt aanrijden op een ezel. Déze koning zal de strijdwagens en de paarden uit Jeruzalem verwijderden. Hij zal vrede stichten, zoals onze vertaling het zegt. Maar hoe doet hij dat? Op een ezel? Tegen paarden en strijdwagens? Wat is dat voor idee?

Maar eigenlijk betekent dit Hebreeuwse woord voor stichten, vrede stichten dat er onderhandeld gaat worden. En hiermee wordt duidelijk welk werk, soms taai werk, deze koning zal verrichten om vrede te stichten.     



Jezus vraagt van ons om jezelf nuttig te maken en tegelijkertijd te vertrouwen op God. Dat is een ander niveau. Want Jezus heeft ons God doen kennen als bron van hoop waarop te vertrouwen valt onder alle omstandigheden, in confrontatie met alle gebeurtenissen. Een bron van hoop die onuitputtelijk is. Ook in onze tijd. Ook in ons leven.



Matteüs 11, 25 – 30 en Zacharia 9, 9 - 12