Een nieuwe naam

14 January 2024 - Preek - Hervormde Gemeente Oost

In het Bijbelboek Jesaja wordt verteld dat Jeruzalem een nieuwe naam krijgt. In de volksmond heet Jeruzalem: ‘verlaten stad’. Dat gaat veranderen. God zegt: ‘Ik zal niet zwijgen, ik zal me niet stilhouden als Jeruzalem nog niet vrij is. Pas als de duistere tijd voorbij is, pas als het overal licht is, als er weer eerlijk recht gesproken wordt, als het overal licht geworden is, dan pas zal ik kunnen zwijgen. Dan zal ik je een nieuwe naam geven.’ 

Een nieuwe naam. In de Bijbel bevat de naam van iets of iemand de kern ervan, de essentie. Als je je naam hoort, voel je je aangesproken. Met een nieuwe naam wordt alle anders. In onze tijd veranderen bedrijven soms hun naam in een poging iets anders uit te stralen dan ze met die oude naam vertegenwoordigden. Als je in het klooster intreedt of je bekeert tot de islam of het jodendom bijvoorbeeld nemen sommige mensen een nieuwe naam aan, of ze krijgen die. In de Bijbel is vooral Jakob bekend als degene die na een nachtelijke worsteling op leven en dood een nieuwe naam ontvangt. God zegt tegen hem: je zult niet langer Jakob heten. Want in Jakob, in die naam klinkt het woord ‘teleurstelling’ mee. Teleurstelling en oneerlijk. Jakob komt, nadat hij die nacht gevochten heeft, weliswaar gehandicapt, maar verder heelhuids in de ochtend aan de overkant met een nieuwe naam, die daar wordt uitgelegd als: je hebt geworsteld met mensen en met God en je bent staande gebleven. Israël is die naam.             

Misschien begrijpen we hierdoor wat het verhaal betekent dat over een bruiloft gaat waar een heel vervelend tekort dreigt. Want de wijn is op. Het feest is voorbij. Er wordt verteld over Jezus, die daar aanwezig is. Die niet wegloopt, maar erbij blijft en watervaten laat vullen en dat water vervolgens laat proeven. En hoe dan de verbaasde reactie luidt: ‘Maar u hebt de beste wijn tot nu toe bewaard!’ Water krijgt een nieuwe naam. Wijn. 

 

Grote kans dat wij hier wel iets van kunnen aanvoelen. Misschien niet alles begrijpen, maar wel iets ervan aanvoelen. Omdat wij in onze tijd ook het gevoel kennen te leven in tijd waarin er van alles aan schort. En waarin er van van-alles een tekort dreigt. Misschien dat we dat persoonlijk nog niet zo merken, maar we worden overspoeld met berichten die ons vertellen dat het eindig is. Er is een einde aan de hulpbronnen waarvan wij leven, een einde aan de manier waarop wij gewend zijn met deze hulpbronnen te werken. Dan is het belangrijk dat er iemand aanwezig is, die als de wijn op is, het water laat smaken als wijn? Sterker nog, als de beste wijn? Dat we dus niet per sé wijn nodig hebben om het feest te laten slagen, maar dat water zo goed is, nog beter is, smaakt, dan wijn. Bijvoorbeeld dat in deze tijd iemand met gezag kan spreken en die jou aanreikt dat het weliswaar anders zal worden, maar dat het goed komt, dat het goed is. Iemand die met gezag kan spreken. Iemand dus die je kunt vertrouwen, kunt geloven. Iemand met gezag is niet iemand met macht. Macht betekent dat iemand de middelen heeft om iets met geweld te kunnen afdwingen. In onze tijd lopen we keihard tegen de beperkingen van geweld aan. Tegen de hopeloosheid van de inzet ervan. Maar iemand die spreekt met gezag gebruikt geen geweld, iemand die met gezag spreekt is iemand die je overtuigt door wat er gezegd wordt. Het heeft ook te maken met wie diegene is, die dat zegt. 

Dat de wijn is op is, zoals in het evangelie van Johannes naar voren komt, klinkt bekend voor ons. Er zijn in onze tijd zoveel problemen, waar we mee te kampen hebben. En waar te weinig mensen voor zijn. Of waar te weinig kennis over is. Of waar de middelen tekort schieten om er wat aan te doen. En, zijn er eigenlijk wel goede plannen? Of voelen we ons vooral machteloos?   

Oké, dat weet je natuurlijk ook altijd wel met een probleem, met een crisis. Een probleem is altijd ingewikkeld – wanneer je ermee te maken hebt. Een crisis, ja, als je daar middenin zit, dan is dat nooit makkelijk. Dus die bruiloft waarvan de wijn op is, daarvan kunnen we zeggen: dat is einde verhaal, dat betekent uitgaan als een nachtkaars, hier hebben we het dan over einde oefening. 
Tenzij er iemand is die werkelijk kan helpen. 

In het verhaal over de bruiloft is er iemand die ons laat zien dat je hulp in kunt roepen. De iemand in het verhaal draagt de naam Maria. Maria laat zien dat het zin heeft om hulp in te roepen. De mensen van wie we in onze tijd meemaken dat zij blijven roepen, ook al weten ze niet of dat roepen helpt, of het wel zin heeft, dat roepen zoals we dat tegenkomen bij mensen die lijden onder geweld,  zoals wij dat horen of zien in al die berichten overal vandaan, dit machteloos lijkende roepen kan worden opgevat als een daad van geloof. Want de wijn is op, God is verborgen, en het roepen van mensen om ruimte, om hulp, om perspectief, is een reactie op deze verborgenheid van God. Er blijft maar geroepen worden, ook al is het helemaal niet zeker dat er antwoord komt. Dit roepen van mensen is daarmee de oervorm, de basisvorm van het bidden: help! Het is dit roepen, het roepen van mensen om hulp, het blijven roepen, dat hiermee Gods aanwezigheid aan het licht brengt. Gods aanwezigheid is verborgen in het roepen zelf. Als degene die aangesproken wordt. 

Er is iemand in dit verhaal van de bruiloft die laat zien dat het zo begrepen kan worden. Zij heet Maria. Want Maria trekt Jezus aan zijn jasje. Ze zegt simpelweg tegen hem: ‘Ze hebben geen wijn meer.’ ‘Help.’ Dat is haar manier van bidden. Zo kun je dat begrijpen. 
Hoe Jezus hierop reageert volgens dit verhaal? Jezus zegt: ‘Wat wilt u van me? Mijn tijd is nog niet gekomen.’ Ja, wat je zegt: je krijgt niet altijd het antwoord dat je graag wil hebben. Bidden is en blijft vooral roepen. Volhouden. Doorgaan. Zoals we meemaken dat mensen blijven doen, zelfs in uitzichtloos lijkende situaties blijven roepen of anderen blijven roepen voor hen.  
Die ene persoon in dit verhaal, die laat zien dat je het moet proberen, deze Maria heeft een bijzonder vertrouwen in dat roepen. Ze zegt tegen de bedienden, die de opdracht van Jezus krijgen om de watervaten te gaan vullen, te gaan vullen met water, deze Maria zegt tegen die bedienden: ‘Doe maar, doe maar wat hij jullie ook maar zegt, wat het ook is.’ Het is dit ‘wat het ook maar is’ dat de ruimte opent naar een nieuwe wereld. Naar iets wat je zelf nog niet bedacht had. Iets wat je zelf misschien niet kunt bedenken. Dit is niet het plan dat wij hadden gemaakt. Het doet eerder denken aan die bede die we kennen uit het gebed dat we het Onze Vader noemen: Deze bede: ‘laat uw koninkrijk komen en uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel.’ 
En zo wordt mogelijk dat water wijn wordt. Althans voldoet, smaakt als wijn. Want Jezus helpt niet door nieuwe wijn aan te laten slepen. Het is op. Het is echt op. Er komt iets anders, iets nieuws. De wijn is op. En Jezus schenkt water als wijn. Water dat voldoet als de beste wijn. 

Met andere woorden: wij kunnen het ons niet voorstellen en daarmee wordt alles, alles door het roepen om hulp anders. Dat maken wij elke dag mee. Want in dit roepen klinkt door de aanwezigheid van God. Want ook al kunnen we er bijna niks aan doen, ook al voelen wij ons machteloos, we voelen ons toch aangesproken, het raakt ons toch, als we dat roepen om hulp horen. Het raakt ons misschien wel zo dat we niets anders weten dan het maar een beetje proberen weg te duwen.
Het roepen van mensen om hulp wijst ons erop dat alles, alles van Gods aanwezigheid is doortrokken. Zelfs het meest hopeloze. Dat laten mensen zien die roepen, die bidden. Gods aanwezigheid in onze wereld is iets wat verborgen is. En het roepen in onze wereld verwijst naar die verborgenheid. Het roepen is de uitdrukking van de vraag: help! Zie ons alsjeblieft, Vergeet ons niet. Dit roepen noemen we geloof. Maria gaat ons daarin voor, in het bidden, in het vragen om hulp, gaat ons voor in dat geloof. 

Jesaja 62, 1 – 5 en Johannes 2, 1 – 11

luisteren naar: muziek: Froukje, Als ik God was.