Aanbidden

11 June 2021 - Preek - Hervormde Gemeente Oost

Dit Bijbelgedeelte uit het Evangelie van Johannes is bijzonder. Het laat zien dat -  anders dan je misschien denkt – ook in de alleroudste documenten uit het vroege christendom voor vrouwen een buitengewoon voorname rol was weggelegd. Toen, bijna 2000 jaar geleden. Dit verhaal dat bewaard is over een Samaritaanse vrouw toont hoe belangrijk vrouwen zijn geweest voor de uitbreiding van de Jezus beweging naar buiten. Vrouwen zijn volgens het evangelie de eerste niet-joden die deelgenoot worden van de beweging van Jezus, een beweging waarin zij een centrale plaats innemen, als gesprekspartner in kwesties die het hart  van het geloof betreffen.

Een ander evangelie, dat van Marcus, legt er eveneens nadruk op dat een niet-joodse vrouw, ze is een Syro-fenicische, dat deze vrouw weliswaar de voorrang bevestigt van de kinderen van Israël, maar tegelijkertijd een fabelachtig scherp theologisch weerwoord geeft op het beperken van de goedheid en het vertrouwen van Jezus tot Israël alleen. Luister maar eens.



Als deze vrouw Jezus’ hulp inroept om haar psychisch zieke dochter weer op de been te helpen, houdt Jezus haar in eerste instantie af. Hij zegt tegen deze niet-Joodse vrouw dat eerst de kinderen te eten moeten krijgen, dat het niet goed is om de kinderen hun brood af te pakken en het aan de honden te geven. Weet je wat deze vrouw dan zegt? Zij laat het niet zitten bij die afwijzing door Jezus. Ze zoekt het conflict. Ze neemt Jezus’ reactie serieus en biedt hem een weerwoord. ‘Heer, de honden onder de tafel eten toch de kruimels op die de kinderen laten vallen?’ Waarop Marcus schrijft dat Jezus vervolgens zegt: ‘Dat hebt u goed gezegd!’ Marcus beschrijft hoe Jezus zich gewonnen geeft. En ook hoe Jezus haar zieke dochter helpt om weer tot rust te komen.



Dat is wat er gebeurt, hier in deze oudste documenten van de christelijke beweging. We komen een vrouw van buiten de gemeenschap tegen die Jezus theologisch en scherpzinnig van repliek dient. Ze wil dat we het ruimer gaan zien. En het evangelie geeft haar gelijk. In de lezing van vandaag ontmoeten we een vermoeide Jezus, die bij een beroemde waterbron om water vraagt aan opnieuw een vrouw van buiten de gemeenschap. In dit geval is het een Samaritaanse vrouw. Zij put en schenkt water voor hem waarop Jezus uitgebreid in gesprek raakt met deze vrouw die ook nog eens afkomstig is uit een vijandige gemeenschap. Uiteindelijk biedt Jezus tijdens deze gedachtewisseling de Samaritaanse vrouw water aan, levend water? Wat is dat, levend water? Als je water drinkt komt er altijd weer een tijd dat je weer dorst krijgt. Maar met dat levende water wat Jezus haar aanbiedt ligt dat anders. ‘Wie het water drink dat ik je geef,’ zegt Jezus, ‘zal nooit meer dorst krijgen. Het water dat ik geef zal in je een bron worden, waaruit levend water opwelt. Het geeft je eeuwig leven.’



Maar nu moet je opletten, want er is één woord dat in dit gesprek van mens tot mens over levend water en over een bron die niet opdroogt, er is één woord dat in deze gedachtewisseling maar liefst tien keer gebruikt wordt. Het is het woord aanbidden. We belanden hier dus in een gesprek dat draait om wat je in je leven echt waardevol vindt. Wat heeft eerbied nodig? Wat wil je eer bewijzen? Wat zou je graag willen laten zien? Wat of wie wil je aanbidden?


 

Dat is een vraag die je strikt genomen alleen zelf kunt beantwoorden. Het is een vraag naar wat voor jou waardevol is, wat een dragende kracht is, een kracht die je wil honoreren. Het is gewoonweg de vraag waarin je werkelijk oprecht wilt zijn. In het gesprek tussen Jezus en de vrouw bij de bron gaat het over aanbidden in waarheid. Je zou ook kunnen zeggen: hoe ben je waarachtig? Helpt het om niet te huichelen? Om eerlijk te kunnen zijn? Je dus ook niet te schamen  voor wie je bent en wat je doet of wat je vindt. Wat je belangrijk vindt om te aanbidden. Oprechtheid, waarachtigheid heeft met innerlijkheid te maken. Met de verbinding die je daarmee kunt leggen. Waardoor ook een verbinding met een nader waarde kan hebben. Zoiets, daar gaat over in dit gesprek over de bron, over levend water over geen dorst meer hebben.



Voor ons kan dat betekenen dat we bevrijding nodig hebben. Bevrijding van de beperkende hokjes en oordelen die we uitgesproken of onuitgesproken koesteren over onszelf. En over de anderen.

Ja, ook over onszelf. Dat kan je danig in de weg zitten, die oordelen. Anderen hebben daar ook heel weinig aan.            



Johannes 4, 5 - 26