Alleen maar goede mensen

29 May 2022 - Preek - Hervormde Gemeente Oost

Lang of dik, (hoe moet je het zeggen) erg volumineus is het Bijbelboek Ruth niet. Vier hoofdstukken maar telt het. We gaan het deze en de komende drie zondagen lezen. U kent misschien de geschiedenis wel die erin beschreven wordt. Veel mensen kennen het verhaal. Dat is niks vreemds aan, want het verhaal van Ruth en Noömi (of Naomi) is populair. Het heeft een grote feelgood-factor. Want ondanks dat er hongersnood is in het begin van het verhaal, en ook ondanks het verdriet over het sterven van de man van Noömi en ook haar beide zonen, ondanks dat is het hele verhaal bijzonder positief gestemd.



De omgeving waarin het verhaal zich afspeelt is het platteland. Maar anders dan in andere plattelandsverhalen uit het Oude Testament, waarin altijd spanningen beschreven worden en waarin ook de dreiging van geweld nooit ver weg is, is de sfeer in het boek Ruth idyllisch en vredig. We komen in dit Bijbelboek mensen tegen die elkaar onderweg vriendelijk groeten. We komen mensen tegen die elkaar helpen als het nodig is. Het gebod over de hoek van het veld wordt nauwkeurig nageleefd. Dat voorschrift houdt in dat je een deel van jouw veld niet moet oogsten. Daar moet je ’t graan laten staan, zodat ook andere mensen, armen, mensen zonder (voldoende) land, ook kunnen oogsten, ook genoeg te eten hebben.



De plattelandssfeer van het verhaal wordt nog verder versterkt doordat de belangrijkste scenes plaats vinden in het korenveld en op de dorsvloer. In andere verhalen uit de Bijbel hebben de hoofdpersonen meestal te maken hebben met een innerlijk conflict en met twijfels over wat het juiste is om te doen. Hoofdpersonen ui die verhalen hebben vaak te maken met lastige tegenstanders. Soms lijkt het alsof ze zelf hun grootste tegenstander zijn. Maar hier in dit Bijbelboek komen we in tegenstelling hiermee geen slechte mensen tegen. In het geheel niet. Anders dan in het bekende boek van Rutger Bregman is het hier zo dat álle mensen deugen in dit verhaal. Ook Orpa, de andere schoondochter van Noömi, is toegewijd aan haar schoonmoeder. Zij kust haar schoonmoeder vaarwel. Dat is dus een afscheidskus. Orpa keert om en gaat terug naar Moab. Maar daarmee geeft Orpa gehoor aan wat  haar schoonmoeder haar zegt. Ze doet precies wat haar schoonmoeder haar dochters dringend geadviseerd had. ‘Ga toch terug, mijn dochters, waarom zouden jullie met mij meegaan?’ Ruth is nog loyaler. Ondanks de besliste aansporingen van Noömi om terug te gaan, blijft ze erbij om met haar schoonmoeder meegaan.

‘Zeg toch niet steeds dat ik terug moet gaan. Ik laat u niet in de steek. Waar u heen gaat, daar ga ik ook heen. Waar u woont daar wil ik ook wonen. Uw volk is mijn volk en uw God is mijn God. Waar u sterft daar wil ik ook sterven en daar wil ik ook begraven worden.’



Het is indrukwekkend wat Ruth zegt. Indrukwekkend is ook de taal die ze gebruikt. Maar het is geen bekeringsverhaal. In het oude nabije oosten was de godsdienst lokaal. Het was heel gebruikelijk om als je verhuisde de plaatselijke god of de locale goden te gaan vereren. In haar trouw aan Noömi zegt Ruth dus dat ze in alles met haar schoonmoeder wil meegaan.



Er is nog iets, want Ruth is een Moabitische vrouw. In dat land, in Moab zochten Noömi en haar man Elimelech ongeveer tien jaar geleden hun toevlucht, toen er hongersnood in Betlehem was uitgebroken. Dat van Ruth is een gegeven dat je op waarde moet kunnen schatten. Want Moab en de Moabieten hebben verder meestal een extreem negatieve pers in de Bijbel. Moab is de gedoodverfde vijand bij uitstek van Israël. Zo zit het in elkaar. Daar dus, in dat land dus, bij die mensen, bij de vijand dus, vertelt dit Bijbelboek, zochten Noömi en Elimelech een toevluchtsoord In dit verhaal blijken de Moabitische vrouwen met wie de zonen van Noömi en Elimelech trouwen, blijken de schoondochters van Noömi, het zijn Moabitische vrouw en ze blijken voor Noömi betrouwbare, liefhebbende vrouwen te zijn. Zo’n intuïtie van dit Bijbelboek kan voor ons in onze tijd met alle tegenstellingen die er zijn, ook met de oorlog, kan deze intuïtie voor ons ook belangrijk zijn om tot je door te laten dringen.  Er zijn overal goede mensen.



En heb je trouwens door dat alle belangrijke personages in dit Bijbelboek vrouwen zijn? Allemaal! had je dat door?


 

We stappen naar het evangelie van Johannes. Maar we maken de overstap in de geest van het boek Ruth.



‘Als je mij liefhebt,’ zegt Jezus tegen zijn leerlingen en het evangelie van Johannes dus tegen ons. ‘Als je mij liefhebt, leef dan volgens de regels die ik heb gezegd. (…) Als je begrijpt dat de vader in mijn aanwezig is, dan begrijp je ook dat ik in jullie aanwezig ben en jullie in mij. Je hebt mij lief als je leeft volgens wat ik gezegd heb. Wie mij liefheeft ontvangt de liefde van de vader en van mij en ik zal je alten zien wie ik echt ben.’


 

Meestal is het taalgebruik in de Bijbel zo dat er gesproken wordt over geloven in Jezus. Mara het evangelie van Johannes gebruikt consequent en uitgebreid het woord liefhebben als het over de verhouding tot Jezus gaat. Geloven of liefhebben, daar zit een verschil van intentie in. Liefhebben is een intenser begrip, een woord met een inniger betekenis. Liefhebben zit in de buurt van Orpa en Ruth met hun schoonmoeder, begrijp je? Liefhebben heeft te maken over grenzen heengaan, zoals de Noömi en Elimelech, die hun toevlucht zoeken en onderdak vinden in het land van de vijand. Liefhebben lijkt dus meer op zoiets als een langdurige omhelzing, waarin het contact kunt voelen, met je lichaam, nog intenser misschien dan een gedachte, die in de eerste plaats met je hoofd te maken heeft. Het evangelie van Johannes spreekt over liefhebben als het gaat om de menselijke verhouding tot God.



Wezenzondag heet van oudsher deze zondag van 29 mei. Het is de zondag die valt tussen Hemelvaart en Pinksteren. De naam Wezenzondag is ontstaan uit de Schriftlezing die vandaag gelezen is uit het Johannes 14. Want daarin zegt Jezus: ‘Ik laat jullie niet alleen als weeskinderen.’ Dat zegt Jezus tegen zijn leerlingen. Jezus’ leerlingen die gegronde redenen hebben om zich verweesd te voelen, nu Jezus niet meer bij hen is.

Net zo verweesd als Noömi, die opnieuw een land zal achterlaten, het land waar haar zoons en man begraven zijn. Of verweesd zoals Ruth, die haar land achter zich laat als ze mee gaat met Noömi.



Het is in deze omstandigheden, dat we de verbinding met God aan het licht komt, gek genoeg als we ervaren dat God in onze wereld afwezig is. Want juist deze afwezigheid opent een doorgang naar God die bij ons is. Deze doorgang, dat is de troost, dat is de trooster waarover in de Bijbel wordt gesproken. Dat is toevlucht vinden bij wie je het niet verwacht. Dat is dat als alles anders wordt, toch merken dat het verlangen dat het goed komt er niet zomaar is. In het verlangen naar dat het toch goed komt, leren we de verborgen aanwezigheid van God kennen. Misschien is pijn die je kunt voelen als het niet goed is, juist de reden dat je God niet denkt te zien, zegt Jezus tegen zijn leerlingen, want hij woont in jullie. En God, zegt Jezus, God zal in jullie blijven. Als verlangen. Als hoop.

Want alles wat we meemaken in ons leven draagt bij aan dit geloof. Want dit geloof is niet alleen verlangen en hoop. Het is vooral liefde.      


 

Ruth 1 Johannes 14