Een groot avontuur

21 November 2021 - Preek - Hervormde Gemeente Oost

Het leven is één groot avontuur. Of je nu gewoonweg vaste grond onder de voeten denkt te hebben, terwijl je bezig bent met de dingen die je graag wilt doen en die bij je dagelijks leven horen, of dat je al een tijdje het gevoel hebt dat je moeilijk nog houvast meer vindt door dat onvoorspelbare innerlijke op en neer bewegen van je, of, dat kan ook, dat je elke dag een beetje allenig thuis zit je zit te vervelen en je maar blijft denken over hoe het verder moet: In alle opzichten is het leven één groot avontuur. Het is natuurlijk niet altijd een aangenaam avontuur, het leven is niet altijd mooi, prettig of fijn ofzo. En eigenlijk weet je ook nooit hoe het verder zal gaan of wat er nu weer kan gebeuren. Van verdriet en pijn die je kunt voelen, hoop je dat het in de loop van de tijd minder zal worden, ook al kun je je soms ook weer niet goed voorstellen hoe dat mogelijk is.



In dat verband is er iets bijzonders aan de hand met het getuigenis van de opstanding van Jezus, zoals dit beschreven wordt door de evangeliën. Het meest helder wordt dat bijzondere bij de ervaring hiervan door Tomas, een van de leerlingen van Jezus. Tomas namelijk is er niet bij als de andere leerlingen Jezus hebben gezien, wat ze hem enthousiast komen vertellen. Omdat hij er niet bij aanwezig was, kan Tomas er ook niet bij, bij dat de Heer is opgestaan. Hij kan niet deelnemen aan dat christelijk enthousiasme, hij maakt dat niet mee. Want Tomas was er niet bij, toen de anderen Jezus, in de tijd na zijn dood en begrafenis, toch weer hadden gezien. Omdat hij dat niet meemaakte, voelt Tomas er niks voor om te delen in het enthousiasme dat die anderen tentoon spreiden.



Tomas, ik zei het al, is een leerling, een discipel van Jezus en daarom kunnen we zíjn reactie op die enthousiaste uitroep van zijn mede discipelen, daarom kunnen we de reactie van Tomas beschouwen als een christelijke belijdenis. Het is deze reactie: ‘Alleen als ik zijn wonden zie en ze met mijn handen voel, zal ik geloven dat hij is opgestaan.’ Kijk, als wij het verhaal van de opstanding bedacht zouden hebben, dan zouden we Jezus bijvoorbeeld laten lopen over water, nog maar eens een keer, en dan zouden we het nooit meer over die wonden willen hebben. Dan zouden we die wonden van Jezus, als dat zou kunnen, pijlsnel in de opstanding hebben laten verdwijnen. Zoals je zelf ook wel eens kunt wensen dat die verborgen pijn van je hart minder wordt, en dat je niet meer geconfronteerd zult worden met die donkere uithoeken, met de armoede van het bestaan. Waarschijnlijk zelfs zou je liever niet naar de wonden kijken, zoals we ons ook proberen af te schermen van wat zomaar je leven dreigt binnen te komen. Het vergt namelijk moed om de wonden van onze wereld onder ogen te zien. Nog meer moed vergt het om er zo dichtbij te komen dat je ze kunt aanraken, kunt voelen. Onze eigen wonden en die van de wereld, die onze wereld is aan te raken.    

De uitspraak van Tomas wordt in het evangelie geëerd als een bij uitstek christelijke belijdenis. ‘Alleen als ik de wonden zie van de spijkers in zijn handen en die kan voelen en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen om zijn wond daar te voelen, alleen dan zal ik geloven dat hij is opgestaan.’ Het evangelie laat ons weten dat we de opgestane Christus kunnen herkennen aan zijn wonden. Centraal in dit geloof staat namelijk iemand die gewond is geraakt. Centraal daarin staat iemand die zelfs sterft.

Je vertrouwen kan een knauw krijgen, wanneer je mee moet maken dat het leven eindigt van iemand die belangrijk voor je is. Het kan je overvallen, de impact van zoiets wat plaatsvindt in je leven. En toch achteraf denk je weleens dat die enorme impact ervan niet iets is om van op te kijken, want waar – dat kun je je afvragen - waar steunde dat vertrouwen van ons eigenlijk op? Het kan niet anders dan dat dat vertrouwen steeds weer gewond zal raken. Dat vertrouwen dat onvermijdelijk bloot gesteld wordt aan de diepingrijpende ervaringen die we in ons leven meemaken. Want dat vertrouwen van ons, dat levende geloof van ons in het goede wordt geraakt door de moeilijke vragen waarmee we onvermijdelijk te maken hebben. Daardoor is het een vertrouwen dat gekwetst is, dat gewond is geraakt, misschien is het zelfs – om in de termen van het Jezusverhaal te blijven – misschien kan dat geloof zelfs gedood worden.

Er kunnen momenten zijn waarop ons geloof sterft. Maar het sterft, zegt het christelijk geloof, om uiteindelijk te worden opgewekt, in een nieuwe, andere vorm. Nieuw, maar dat betekent dat de wonden zichtbaar blijven. Het christelijke geloof in de opstanding is geloof dat in het hart gewond is geraakt. En gewond geloof kan genezen. Want het is de opgestane Jezus die Tomas daarin bevestigt als Tomas zegt: ‘eerst de wonden zien, dan pas zal ik geloven.’ Jezus zegt daarop: ‘kijk maar’ en dan blijkt dat Jezus herkenbaar is aan zijn wonden. De wonden uit zijn leven.  Wonden die te zien zijn en die te voelen zijn, zoals de belijdenis van Tomas ons toont. ‘Pas als ik met mijn handen zijn wonden voel zal ik geloven dat hij is opgestaan.’ 


 

Want toen kwam Jezus in het midden staan, toen Tomas er ook bij was. Het is met een vredegroet dat Jezus zich richtte tot wie bij hem staan. Om zich vervolgens in het bijzonder tot Tomas te wenden. Door te zeggen: ‘Toe maar, leg je vingers maar hier, kijk maar naar mijn handen en leg je hand maar in mijn zij.’ Waarmee Jezus de belijdenis van Tomas bevestigt. ‘Toe maar, Tomas, kijk maar.’ Alles wat Jezus heeft meegemaakt is zichtbaar en voelbaar. Zijn wonden maken duidelijk dat hij het inderdaad is. Deze manier van kijken en deze manier van gedenken door Tomas brengt de aandacht terug naar het leven, waarin de wonden ontstonden. Dat leven met alle kleur en alle rijkdom, die het bevat heeft. De kracht van iemand, de humor, het vertrouwen en de energie die iemand bezielde blijft op deze manier altijd een deel van ons. Door te kijken. Door te voelen.



Wat overigens niet betekent dat het gemis minder wordt. Het kan moeilijk zijn om de wonden te zien. Wel kan het betekenen dat je jezelf weer verbonden kunt voelen met wie gestorven is. Door bijvoorbeeld het praktiseren van de wijsheid die iemand heeft laten zien tijdens zijn of haar leven houdt je diegene dicht onder je huid. Zo, door stil te staan bij wat iemand hier kwam doen, hoe iemand hier geweest is – kunnen we de kracht en de liefde die iemand ons gegeven heeft dwars door de dood heen blijven koesteren. Want de verbinding die je hebt gehad met iemand van hart tot hart, daar komt zelfs de dood niet tussen. Zoals Paulus ooit geschreven heeft in een van zijn brieven, die bewaard zijn in de Bijbel: ‘De liefde zal nooit vergaan.’



Het is in dit licht dat we de mensen gedenken die ons voor zijn gegaan. In dit licht en met alle liefde gedenken we hen.