Geen stenen gooien

3 October 2021 - Preek - Hervormde Gemeente Oost

Kijk gewoon eens naar jezelf. Wat zie je dan? Als je dat probeert te doen? Maar vooral: waarom is het dan zo moeilijk om niet meteen ook te beginnen met een oordeel? Want, als je naar jezelf kijkt, dat merk je dan, dan beoordeel je jezelf. Zo gaat dat. Misschien niet bij u, maar wel bij mij. Ik heb het dan niet in het bijzonder over het kijken in een fysieke spiegel, in de badkamer, of hier in de grote spiegel in de hal van de kerk, om te zien hoe eruit ziet. Ik heb het vooral over die denkbeeldige spiegel, waarin je jezelf ziet. Die spiegel die mij de vraag stelt: hoe wil je gezien worden? Hoe waardeer je je leven? Heb ik dat wel goed gedaan, doe ik dat wel goed? Die vraag die makkelijk vergezeld gaat met zo’n ondertoon van ‘zal wel niet.’ Gewoon naar jezelf kijken, daar hoort bij een gevoel dat erbij komt of een vraag, die je hoort. 

Hé, maar wacht eens even: wie is het dan eigenlijk die dat doet? Als ik mezelf op waarde denk te schatten, kan ik dat eigenlijk wel? Er is toch geen onderscheid tussen ik en mijzelf. De ik die mijzelf onophoudelijk denkt te moeten beoordelen. Over veroordelen heb ik het dan nog niet eens.

Waarom begin je erover, denkt u misschien? Dat zal ik uitleggen, want het heeft onmiddellijk te maken met wat ik ooit hoorde van iemand die geschokt was door de tekst die vandaag gelezen is over God die voor de schuld van de ouders de kinderen en kleinkinderen laat boeten, en ook het derde en het vierde geslacht. Dat kan onrechtvaardig voelen, want stel je voor: je kinderen, laat staan je kleinkinderen, die zij toch niet verantwoordelijk voor wat jij doet of hebt gedaan? Ook al beseffen we zeker in deze tijd misschien wel beter dan vroeger dat wat ik doe of wat wij doen gevolgen heeft voor andere mensen ergens anders, voor toekomstige generaties, die ook op deze aarde zullen leven en er van afhankelijk zijn. Wat wij niet goed doen, daar hebben andere last van. Nu al en zeker in een later stadium.   

Eigenlijk doet deze opmerking uit het verhaal van Mozes en de stenen platen waarop de tekst van de geboden gebeiteld zal worden, eigenlijk appelleert deze opmerking over de overdracht van schuld over generaties heen aan een onbehagen dat je kunt voelen. Aan een schuldgevoel dat je misschien al hebt. Een schuldgevoel over iets wat je gedaan hebt of over je manier van leven. Het is iets wat je meestal niet teveel wilt benadrukken, niet in je eigen leven, en zeker niet in een kerkdienst, maar het is wel iets dat er toch al is, en kennelijk zomaar aangeraakt kan worden, door bijvoorbeeld zo’n soort opmerking uit de Bijbel. Dat die opmerking iets in je aanraakt wat er kennelijk als zat, iets dat al aanwezig is.



Want eigenlijk is helemaal andersom. Eigenlijk, en dat is de vrolijkheid, de humor van het verhaal, eigenlijk heb ik tot nu toe dit verhaal van Mozes onrecht aan gedaan door helemaal te negeren hoe overdadig en enthousiast juist het gedeelte is dat direct voorafgaat aan de zinnen over de overdracht van schuld door drie of vier generaties heen. Want kijk maar, als de Eeuwige aan Mozes voorbijtrekt daar op die berg, waar verder helemaal niemand bij kan zijn of zelfs maar in de buurt mag komen, dan hoort Mozes het volgende. Wie trekt er aan hem voorbij? ‘Een God die liefdevol is en genadig, geduldig en overvloedig in vriendschap en in trouw, die niet drie of vier, maar duizenden generaties liefde bewijst, die onrecht verdraagt en overtreding en zonde verdraagt.’ Dan pas, daarna dus pas als dit gezegd is, komen die bewuste zinnen over de schuld van ouders en kinderen. Is het dus misschien, zoals ik al eerder bedoelde, vooral een eigen schuldgevoel wat ervoor zorgt dat je vast blijft haken aan die zinnen over schuld en de gevolgen van wat ouders of grootouders hebben gedaan, die je met je meedraagt? Waardoor blijkt dat het misschien veel lastiger voor je is om te begrijpen wat liefdevol is en wat genadig betekent, wat geduldig is, overvloedig in vriendschap en trouw, die duizenden generaties liefde bewijst? Dat is het vrolijk makende van dit verhaal. En dat is ook de manier waarop Mozes reageert op alles wat hij helemaal alleen heeft gezien en gehoord. ‘Als u mij werkelijk goedgezind bent, Eeuwige, trekt u dan met ons mee, ook al is dit volk hardnekkig, vergeef ons onze fouten en zonden en neem ons aan als uw bezit.’      



In het evangelie van Johannes wordt er iemand in het midden gezet. Het is iemand die iets misdaan heeft. Het is een vrouw. Het is iemand die met een andere man geslapen heeft en dat was ontdekt. ‘De wet van Mozes draagt op om zulke vrouwen te stenigen; u dan, wat zegt u,’ vragen ze aan Jezus? Hé kijk nou, wat gebeurt er nu, Jezus reageert niet, althans hij zegt niets, hij onthoudt zich van een oordeel. Jezus bukt zich en schrijft met zijn vinger op de grond. Twee keer gebeurt dat in het verhaal. Want als er aangedrongen wordt, als ze deze vraag blijven stellen zegt Jezus: wie van u zonder zonde is, moet maar als eerste een steen naar de vrouw gooien. Weer bukt Jezus zich en opnieuw schrijft hij met zijn vinger op de grond. Wat hij schrijft wordt beide keren niet vermeld. En er zijn in de loop van de tijd talloze interpretaties geweest, ideeën geopperd over wat Jezus geschreven had. Ik wil u een suggestie doen.



Wanneer je denkt dat je een oordeel moet vellen over iemand. Of vooral, wanneer je je onder druk voelt staan van anderen om zo’n oordeel te vellen, je weet wel, de druk van de groep, dan kan het goed idee zijn om niet te snel, te makkelijk mee te gaan met wat de groep denkt of vindt. Misschien helpt het om even wat afstand te nemen, een pauze in te lassen, om er zelfs iets over op te schrijven, om zo voor jezelf wat helderheid te krijgen over hoe jij erin zou willen staan. Om niet gedwongen, niet te snel, niet makkelijk te oordelen, want wat is er makkelijker dan dat, vooral als het over iemand anders gaat.

In de tekst uit het evangelie van Johannes gaat het trouwens, moet je maar eens opletten niet alleen over deze vrouw, die afgezonderd wordt en in het midden geplaatst. Integendeel, het verhaal laat zien dat alle mensen een uitnodiging tot nieuw leven hebben ontvangen. Het aanbod geldt niet alleen de vrouw, het geldt evengoed de schriftgeleerden en Farizeeën, je zou er bijna overheen lezen, want aan hen zegt Jezus: wie nooit iets verkeerds heeft gedaan moet dan maar als eerste een steen naar de vrouw gooien. Als ze dat horen gaan ze een voor een weg. Het zijn de oudsten, de leiders die als eerste weggaan. Aan hen biedt Jezus een ontsnapping aan. Laat de steen die je in je handen houdt maar vallen. Waarom zou je iemand willen veroordelen? Denk je zelf dat je beter bent?

In het schilderij op de voorkant van uw liturgie van de Chinese schilder He Qi, als je daarin een verticale lijn trekt, dus een lijn van boven naar beneden dan zie je dat Jezus aan de kant van de beschuldigde vrouw staat. Hij vraagt: waar is iedereen? Waar zijn ze? Heeft niemand je ter dood veroordeeld? Ook ik veroordeel je niet. Ga heen en begin een nieuw leven.’ Maar in het schilderij bevindt Jezus  zich tegelijkertijd in dat deel waarin degenen die haar beschuldigen al met een steen in hun handen staan. Het aanbod van liefde en overvloedige vriendelijkheid en trouw, om met Mozes te spreken geldt alle personages van dit verhaal, geldt iedereen.

En met een zucht van verlichting kun je die steen uitje hand laten glijden. En opeens voel je hoe zwaar het was, om zo’n steen steeds maar weer vast te moeten houden, klaar om naar iemand te gooien. Hoe fijn het is om te kunnen zeggen: ‘Ik heb geen steen meer vast om mee te kunnen gooien.’ 



Exodus 34 en Johannes 8, 1 - 11