Jezelf vergelijken met een ander

23 October 2022 - Preek - Hervormde Gemeente Oost

Misschien vindt u het niet erg, als ik de preek begin met u eerst iets te vertellen over enkele achtergronden van de profeet Jeremia. Want van alle profeten uit de Bijbel is het Jeremia die het meest van zichzelf laat zien. We krijgen een enorm levendig beeld van de mens achter de woorden. Terwijl we van andere profeten meestal alleen wat bescheiden informatie te weten komen over de roeping van de profeet en de plaats waar hij vandaan kwam. Terwijl, als je het Bijbelboek van Jeremia leest, dan merk je dat je niet met een personage te maken hebt, we ontmoeten daar iemand, we ontmoeten een mens.

Jeremia laat weten dat hij in continue twijfel verkeert over wat hij aan het doen is. Het is niet voor niks dat Jeremia twijfelt. Hij voelt zich ongemakkelijk over wat hij te zeggen heeft. Zijn boodschap, die valt ook helemaal niet goed. Jeremia heeft te maken met bedreigingen.  

Zo’n honderd jaar voordat Jeremia begon met zijn werk als profeet was het buurland, het koninkrijk Israël finaal onder de voet gelopen door een vijandelijk leger, dat uit het oosten kwam. Het gevolg hiervan was een deportatie van veel van de inwoners van dat noordelijke koninkrijk naar verschillende plaatsen in Assyrië, waar de vijandelijke troepen vandaan kwamen. Ze kwamen nooit meer terug. Als u wel eens gehoord heeft van de zogeheten verloren geraakte tien stammen, dan gaat het over deze gebeurtenis. Het ten zuiden van Israël gelegen koninkrijk Juda, waar Jeremia leeft, werd toen met rust gelaten, maar werd al die tijd beïnvloed door deze catastrofe van het noordelijk buurland van ongeveer een eeuw geleden, dat hen ook zou kunnen treffen. Want in Jeremia’s tijd is de grootmacht Assyrië opgevolgd door het machtige Babylonië, dat zich eveneens verder naar het westen wil uitbreiden. Wat met Israël is gebeurd, kan ook met ons, met Juda gebeuren, is het angstige voorgevoel dat al heel lang de stemming in het kleine koninkrijk bepaalt.



Voor Jeremia is dat geen gemakkelijke situatie. Want zijn boodschap houdt in dat de inwoners van Juda het dreigende onheil aan zichzelf te danken hebben. En dan zijn er ook nog invloedrijke mensen in Juda die een alliantie willen sluiten met die andere grote macht in de regio, Egypte, om zo het onheil af te wenden. Volgens Jeremia heeft dat geen enkele zin. Zo’n verbond helpt niks. Ook voor Jeremia zelf voelt deze boodschap die hij moet brengen erg ongemakkelijk. Kon hij zichzelf maar bevrijden van de last van de profetische taak! Jeremia ontvangt doodsbedreigingen en wordt gevangen gezet in een kelderruimte waarvan de bodem bedekt is met mest, in een kennelijke poging hem om te brengen. Zedekia, de regerende vorst, verbrandt de boekrol met daarin Jeremia’s profetieën. Jeremia, kortom  wordt innerlijk verscheurd. Want tegelijkertijd leeft in hem het sterke besef dat dit het is, het brengen van deze boodschap, wat hij moet volbrengen, wat God van hem vraagt. Jeremia draagt zijn assistent Baruch onmiddellijk op om een nieuwe kopie te maken.



Misschien dat u dat ook wel kent. Dat je niet altijd en eeuwig, in je afweging, wilt kijken naar wat de mogelijke consequenties en gevolgen van iets wat je doet. Maar dat er dus ook iets van binnenuit kan zijn, waarvan je de diepe overtuiging voelt, dat je dát werkelijk moet doen, hoe dan ook. Jeremia zit er mee in zijn maag. Luister maar, als ik een kort gedeelte uit hoofdstuk 20 (vs. 7 – 9) aan u voorlees.



O God, u heeft mij verleid, en ik ben bezweken,

u was te sterk voor mij en hebt mij in uw greep gekregen.

Dag in dag uit word ik uitgelachen,

iedereen steekt de draak met me.

Telkens als ik spreek, schreeuw ik:

‘Ik word mishandeld, onderdrukt!’

Want het woord van de Heer brengt mij

schande en vernedering, dag in dag uit.

Als ik denk: ‘Ik wil hem niet meer noemen,

ik wil niet meer spreken in zijn naam,

dan laait er een vuur op in mijn hart,

dan brandt het in mijn gebeente.

Ik doe moeite om het in bedwang te houden,

maar dat lukt me niet.  



Het zijn dus donkere wolken, die zich samenpakken boven Juda. Veel inwoners vragen zich af: Wat kunnen we doen? Ze waarderen de profeet Jeremia niet, die maar niet ophoudt om te beweren dat het naderende onheil niet afgewend kan worden. Het idee dat Juda zich te weer kan stellen tegen de Babylonische dreiging door een verbond te sluiten met het rijk van Egypte in  het zuiden, is in Jeremia’s ogen een illusie. De geschiedenis heeft hem gelijk gegeven. Jeruzalem wordt bezet door de vijandelijke troepen en de tempel wordt verwoest. Zo’n verbond sluiten is zinloos.

Over wat je wel kunt doen, daarover is Jeremia duidelijk. Houd je aan de geboden van de Heer. Dat is naar mijn idee ook wel iets wat in onze tijd ons kan helpen. Voor Jeremia is dat in ons gedeelte van vandaag de kwestie van de sabbat. Draag nou niet op die dag goederen de stadspoort binnen en je huis uit, schrijft de profeet. Ten diepste gaat het hier niet over de heiliging van de sabbat of wat u in uw geval zou kunnen denken: de zondag. Voor Jeremia gaat het hier om het behouden van dat wat waardevol is. Want juist in een crisistijd is het belangrijk om je te kunnen oriënteren aan wat waardevol is. Terwijl je misschien  het idee hebt alsof de wereld om je heen in brand staat en telkens een stukje dichterbij de afgrond komt, is er tegelijkertijd uw en mijn eigen leven. Op die bescheiden schaal kunnen u en ik veel betekenen. Om daarmee niet op te houden, dat is onze taak in deze soms ingewikkelde tijden. Veel betekenen voor de mensen met wie wij leven. Of voor de mensen met wie je je verbonden voelt. Voor dat dus waar je als mens wel wat aan kunt proberen te doen.

Om dat te benadrukken vind je in de Talmoed die bekende uitspraak: Wie één mensenleven redt, redt de hele wereld.



Er zijn twee mensen daar in de tempel, zo vertelt Jezus in de gelijkenis. Let op, ze zijn in de tempel. Dat is niet zomaar een plaats. Ze zijn daar in het centrum van hun spirituele universum. Het is de plaats waar je naar toe gaat om er te beseffen wie je bent in het licht van de Eeuwige. Hier telt niet hoe je gezien wordt, hoe ze tegen je aankijken of hoe ze over je denken. Hier telt ook niet hoe jij over jezelf denkt. Hier telt dat je er bent. In de tempel vergelijk je jezelf niet met medemensen om je van hen te onderscheiden. De tollenaar voelt zich ongemakkelijk in de tempel. De farizeeër is anders, hij is blij met zichzelf, zeker als hij zichzelf vergelijkt met andere mensen. De tollenaar aarzelt, omdat hij beseft wat voor ravage zijn bestaan heeft veroorzaakt.

Jezus vertelt aan zijn toehoorders dat het nog een hele kunst is om jezelf niet met anderen te vergelijken. Vooral als je er stiekem van overtuigd bent dat je het goed met jezelf getroffen hebt en dat ook anderen blij mogen zijn dat jij er bent.



We proberen hier voorbij de stereotypen te komen, die we van elkaar maken. Want jezelf vergelijken met anderen is een werkelijk eindeloze onderneming. Want met wie wil je jezelf vergelijken? Van binnen, binnen in jou, daar waar het werkelijke leven zich afspeelt, dat van binnen – daar dient voor gezorgd te worden, want het heeft het nodig om ontwikkeld te worden. Het is dat deel van ons dat naar God verlangt. Dat deel is onderdeel van ons meest eigen, meest persoonlijke wie wij zijn. Daar zijn we het meest kwetsbaar, worden we het diepst geraakt en kunnen we ook het meest teleurgesteld worden.

Dat deel komt alleen daar naar buiten, in vertrouwenwekkende situaties, waar het vriendelijk wordt uitgenodigd en niet beschadigd zal raken. Voor de tollenaar was dat de tempel. Er ligt voor ons een belangrijke taak om te helpen dat soort vertrouwenwekkende plaatsen, die plaatsen waar er ruimte is voor het meest kwetsbare, om dat te laten zien, om zulke plaatsen te scheppen of in stand te houden. Daar ligt voor ons allen een belangrijke taak.  



Jeremia 17, 7 – 10 en 19 – 27 en Lucas 18, 9 - 14